Wat is een slagwerkgroep?
Geschiedenis van slagwerkgroepen in een notendop!
In de 16e en 17e eeuw was het gebruikelijk dat de schutterijen bij gelegenheid van processies en andere officiële bijeenkomsten één of enkele trommelslagers inhuurden om het gezelschap ritmisch te begeleiden. De eerste vermelding die we tegenkomen in de oude geschriften gaan over trommelslagers op het slagweld en bij schutterijen.
Op het einde van de 19e eeuw blijken de meeste schutterijen zelf te beschikken over eigen trommelslagers. Afgaande op oude (uit de negentiende eeuw) foto’s waren dit bij Schutterijen en aan regimenten verbonden tamboers. Voor het aanzicht van de schuttersoptochten was dit een aanmerkelijke vooruitgang. In het reglement voor het Oud Limburgs Schuttersfeest uit 1927 zien we zelfs dat aanwezigheid van trom, vaandel en koning verplicht is, op straffe van een boete van 1 gulden. Het aantal tamboers en de daarbij behorende trommels groeide.
De drumband die met hun welluidend tromgeroffel Schutterijen en Gildes begeleiden is in feite na de Tweede Wereldoorlog (rond 1947) in zwang geraakt. Het aantal tamboers was aanvankelijk beperkt, langzamerhand zien we dat de groep zich gaat uitbreiden. Naast de dorpsfanfares ontstonden zo ook tamboerkorpsen.
Slagwerkgroepen komen voort uit drumbands en tamboerkorpsen. De drumband is een typisch Nederlands fenomeen. Na de Tweede Wereldoorlog zijn deze korpsen in grote getale gevormd naar het voorbeeld van de drum- en showbands van de geallieerden. Al snel hadden de bands hun plaats in de wereld van de blaasmuziek gevonden en zorgden zij samen met brassbands, harmonie en fanfarekorpsen voor de muzikale omlijsting van optochten en evenementen in de openlucht.
Traditionele drumbands
Zo rond 1950 namen de slagwerkers van de vele orkesten het initiatief zelf een groep te vormen. Met 3 of 4 tamboers werd er op straat tussen de marsen van de blazers doorgeslagen. Het was vooral om de blazers te ontlasten. Zo ontstonden van lieverlee de eerste drumbands, die op koninginnedag en andere dorpsfeesten voor de blaasmuzikanten uitmarcheerden. Traditionele drumbands of tamboerkorpsen bestonden uit scherpe en doffe trommen, tenortrommen en een grote trom. De tamboerkorpsen gingen naar marswedstrijden en deden hier meestal afzonderlijk van de blaasorkesten aan mee.
Lyrakorpsen / Malletband Eind jaren zestig, begin zeventig ontstonden ook de eerste lyrakorpsen. Oorspronkelijk werd de lyra vooral binnen militaire bands gebruikt, maar later ook bij burger muziekkorpsen die dit instrument introduceerden binnen de drumband. Melodisch was men beperkt maar door de lyra te vervangen door marching bells en later de marching xylofoon en marimba toe te voegen ontstonden er meer mogelijkheden. Deze Malletkorpsen waren zéér populair en schoten als paddestoelen uit de grond. Lyra (en fluitkorpsen) telden niet meer mee, je moest en zou omschakelen naar mallets.
Ommekeer
Eind jaren ’90 kan worden gezien als een ommekeer in de drumbandwereld. Steeds meer harmonie-, fanfare- en brassbandorkesten zagen af van de straatoptredens, omdat ze liever op het podium speelden. Voor veel traditionele drumbands was dit een grote tegenslag. Doordat de blaasorkesten nog nauwelijks de straat op gingen, vielen voor de drumbands vele optredens weg. De tamboerkorpsen gingen door, maar hadden moeite stand te houden. Intussen kwam er in de drumbandsector een ontwikkeling op gang. Aan de basisinstrumenten scherpe, doffe, tenor en grote trom, was in de loop der jaren een heel scala van grote en kleine instrumenten toegevoegd. Componisten, instructeurs en slagwerkliefhebbers hadden namelijk niet stilgezeten. Uit andere landen hadden zij nieuwe instrumenten zoals bongo’s, conga’s, timbales, rototoms, a go go bells, samba-whistle, maracas, vibraslap, guiro en castagnetten naar Nederland gehaald. Deze instrumenten gaven niet alleen een andere klank, maar brachten ook andere ritmes met zich mee. Ook werden er voorzichtig melodische slagwerkinstrumenten aan de korpsen toegevoegd. Hierdoor werd het repertoire, dat voorheen enkel uit marsen bestond nog verder uitgebreid. Dat uitgebreide repertoire betekende een hoger amusementsgehalte. Drumbands konden het publiek in de zaal gaan vermaken.
Ook de enorm populaire malletkorpsen gingen over op ander repertoire en grotere, melodische (concert) instrumenten zodat ook deze ensembles een enorme sprong voorwaarts maakten.
Percussie-ensembles
Zo ontstonden eind jaren ’90 de huidige slagwerkgroepen, de zogenaamde (melodische) percussie-ensembles. Slagwerkorkesten die met verschillende instrumenten, melodieën, ritmes en muziekstukken een gevarieerd programma ten gehore konden brengen. De laatste jaren is er een trent ontstaan om te werken met een blazers- en/of een ritme sectie aangevuld met (bas)gitaar. Een zanger(es), koortje of solist als aanvulling op de bezetting zie je vaak. Het gebruik van electronische effecten of samples schuwt men niet. Nieuwe ontwikkelingen die véél belovend zijn voor de toekomst. De slagwerkwereld staat niet stil en vernieuwd. Theatertournees, uitwisselingsconcerten met andere slagwerkgroepen . . . . . . De slagwerksector is creatief & volwassen geworden en staat open voor nieuwe avonturen.
Om goed door de Corona pandamie heen te komen zijn er creatieve oplossingen bedacht. Repeteren kon op een gegeven moment niet meer en de muziek sector zocht naar bruikbare ideeën om toch gezamelijk (of individueel) muziek te kunnen maken. Zo ontstonden er online repetitie’s en samenspel video’s. Ook wedstrijden gingen online en er ontstond een ware hype om samen online bezig te zijn. Er werd zelfs met verschillende muzikanten uit de meest uiteenlopende regio’s you-tube video’s opgenomen. Ook concerten werden via een live stream uitgezonden. Een D examen slagwerk die niet openbaar plaats kon vinden werd op bijzondere wijze afgenomen en via diverse online platformen gestreamd. Zeg niet dat de slagerwerkers niet creatief zijn ook nu hebben ze bewezen open te staan voor nieuwe richtingen.
Helaas heeft de pandamie ook zijn sporen nagelaten! Muziekverenigingen hadden (en hebben) het moeilijk en véél leden bedankten voor hun lidmaatschap. Ook de bezuinigingen in de culturele sector wat subsidies betreft is merkbaar. Dit heeft een aantal verenigingen de kop gekost. Gelukkig hebben de overgebleven verenigingen zich herpakt en klimt men langzaam uit het dal. De ogen zijn gericht op de toekomst, een toekomst vol nieuwe muzikale uitdagingen.
En die ‘nieuwe’ uitdagingen zijn er! Wat dacht je van het ‘ONSK’, ‘Sla je slag cup’, Indoor percussie competitie van het CGN. . . . . De slagwerksector staat niet stil en pakt flink aan. Nieuwe arrangementen voor flexibele bezetting, onderlinge competitie’s maar ook de bekende uitwisselingsconcerten en samenwerkingen zijn weer van stal gehaald. Niets is te gek. Langzaam volgt ook de ‘HaFaBra’ wereld de nieuwe initiatieven van de slagwerkers. Goed voorbeeld doet volgen zullen we maar zeggen. Muziek leeft!